“Parijs is nog ver”, was de bekende uitspraak van wielrenner Joop Zoetemelk, toen hij in de gele leiderstrui op weg was naar zijn overwinning in de Tour de France. Bijna duizend kilometers scheidden hem nog van de zege. Logisch dat hij voorzichtig was, want er kon nog van alles misgaan. Toegegeven: op zijn ultralichte racefietsje had hij ploegmaats om zich heen die hem van eten en drinken voorzagen, en vlak achter zich wist hij de ploegleiderswagen met reservewielen in het geval van een lekke band.
Maar … uiteindelijk won Joop zijn Tour! Ik moest aan Joop denken toen ik vorig jaar op het plein voor de kathedraal van Santiago de Compostela een fietsende reiziger zijn einddoel zag naderen. Eenmaal op het plein had de vermoeide man er drie pogingen voor nodig om zijn fiets in pure extase boven zijn hoofd te tillen. Uiteindelijk lukte het. Compleet met oerkreet, die ik al eerder van andere fietsers op het plein had gehoord. Als dan in de kathedraal tijdens de mis voor alle pelgrims het wijwatervat hoog boven de menigte aan een kabel door de lucht zwaait, houden veel pelgrims-nieuwe-stijl het niet droog.
Compostela-stempeltje
En toch is het nog niet eens zo lang geleden dat de pelgrimroute naar het graf van Sint Jacob in Santiago de Compostela slechts voorbehouden was aan oude grijsaards, die lopend naast hun pakezel onderweg hun gebeden mompelden. Wat wel hetzelfde is gebleven, is de grote jakobsschelp achter op de rugzak. Dat is het paspoort voor een gratis nachtje en een eenvoudig maal in de kloosters op de route. Daar krijg je ook het felbegeerde stempeltje, als bewijs dat je daar geweest bent.
Een beetje vergelijkbaar met de stempelkaart tijdens de Elfstedentocht. Tegenwoordig kun je dat Compostela-stempeltje overigens ook bij de VVV-kantoren onderweg krijgen, als ze maar op de officiële route liggen. Overal in Europa zijn startpunten voor de tocht naar Santiago, ook wel de ‘camino’ genoemd. In Nederland zijn de Amsterdamse Sint-Nicolaaskerk en de Sint-Jansbasiliek in Den Bosch daarvoor favoriet.
Bijna alle routes komen samen bij de noordwestkant van de Franse Pyreneeën, bij het klooster van Saint-Jean-Pied-de Port. Van daaruit gaat het over de bergen, voor de laatste achthonderd kilometer naar Santiago. De ‘camino’ loopt op ongeveer honderd kilometer evenwijdig aan de Spaanse noordkust, via Pamplona, Burgos en Leon.
Het einde van de wereld
Sinds de middeleeuwen is de kathedraal van Santiago de Compostela het einddoel van vele pelgrims. De echte pelgrims lopen overigens na Santiago nog een kleine tachtig kilometer door tot bij het kruis aan de kust bij Cabo Finisterre. In de tijd voorafgaand aan de grote ontdekkingsreizen beschouwde men deze plek als het absolute einde van de wereld. De oceanen en de landen daarachter moesten immers nog ontdekt worden. De kust voor Cabo Finisterre ligt bezaaid met jakobsschelpen. Als bewijs dat ze de tocht hadden volbracht, namen pelgrims daarom zo’n schelp mee.
Tegenwoordig is het precies andersom. De schelp wordt gedragen op de heenweg. Op het plein voor de kathedraal van Santiago de Compostela is het een allegaartje van voornamelijk wandelaars en fietsers. De vreugde over het bereiken van het eindpunt van de tocht en de inspanningen onderweg zijn op ieders gezicht te lezen. Een wandelgroep in blauwe T-shirts blikt moe maar voldaan in de camera van hun familie, die ze zijn komen ophalen voor de wat gemakkelijker terugtocht naar huis.
Twee jonge vrouwen liggen met gesloten ogen uitgeteld op de grond, hun rugzakken als hoofdkussen gebruikend. Het feit dat wij zelf comfortabel de reis naar Santiago met auto en caravan hebben afgelegd, doet niets af aan het algemene gevoel van vreugde op het plein. Wat een sfeertje. Santiago de Compostela begroet zijn bezoekers met kleurrijke, warme levensvreugde.
Pellegrino’s
Santiago de Compostela ligt in Galicië, in het uiterste noordwesten van Spanje. Als je hier op 25 augustus komt, merk je pas echt waarom de apostel Jacobus de patroonheilige van Spanje is. En dan in het bijzonder van de regio Galicië en de stad Santiago de Compostela. Die 25e augustus geldt als een nationale feestdag.
Jacob (of Jakobus) was een van de volgelingen van Jezus, die in het jaar 44 de martelaarsdood stierf in Jeruzalem. Zijn hoofd ligt daar begraven, maar in de 7e eeuw zou de rest van zijn beenderen in een klein bootje naar Galicië zijn vervoerd, geleid door een engel. Bij aankomst zat het bootje vol schelpen. Sint Jacob wordt daarom altijd afgebeeld met een staf en die kenmerkende schelp, die tegenwoordig ook bekend is als logo van een benzinemaatschappij.
Een andere link naar Sint Jacob is het geelkleurige jakobskruiskruid, een plant met etherische oliën in zijn bladeren. Bij ons in de Lage Landen bloeit die in het begin van de zomer. De Spaanse naam van Sint Jacob is Santo Lago (of San Yago), wat later werd verbasterd tot Santiago. Pelgrims op weg naar het graf van Sint Jacob noemen zich ook wel pellegrino’s. Niet elke moderne pelgrim is overigens religieus gemotiveerd. Velen zien de ‘camino’ naar Santiago als een mogelijkheid om na een werkzaam leven tot zichzelf te komen.
De gemiddelde leeftijd is de laatste jaren flink naar beneden gebracht door ‘pelgrims’ die de tocht meer als een sportieve uitdaging zien. De fiets is daarbij het populairste vervoermiddel. Vergelijk het met een berg als de Mont Ventoux in Frankrijk, die je als sportfietser ook ooit moet hebben bedwongen. Maar de circa 2500 kilometer over de pelgrimswegen naar Santiago is toch wel van een andere orde.
Werken, bidden en feesten
Naast Santiago biedt Galicië nog een aantal interessante steden. Elke stad heeft zijn eigen specialiteit. Volgens de Galiciërs zelf werken de mensen in Vigo, bidden ze in Santiago en feesten ze in La Coruña. En dat klopt wel, tenminste toen wij er in augustus waren. La Coruña is de stad waar de belangrijkste festiviteiten plaatsvinden. Het is de hoofdstad van de gelijknamige provincie aan de noordkust. Aan de Avenida Marina, vlak naast de vissershaven, staan elegante huizen met traditionele, witgeschilderde balkons.
Bij mooi weer zijn de meeste mensen op of nabij de uitgestrekte stranden te vinden. ’s Avonds komt de stad pas echt tot leven, en tonen de bewoners zich in kleurrijke, feestelijke gewaden. In Vigo wordt gewerkt, en hard ook. De nadruk ligt hier op de mosselcultuur. De grootste mosselbanken van Spanje vind je hier voor de kust.
De stad ziet er op het eerste gezicht niet erg uitnodigend uit, maar vooral de wat jongere wijken van deze 300.000 inwoners tellende stad hebben vrolijk beschilderde huizen, die een groot contrast vormen met de wat oudere visserswijk. Hier vind je restaurants met allerlei soorten zeevruchten. De oesters zijn er vers en overheerlijk, zoals eigenlijk overal in Galicië. En verrassend goedkoop.
van Baai naar Baai
Langs de noordkust slenteren we van baai naar baai. Sommige hebben prachtige, brede stranden, vaak met een camping op loopafstand. Aan de westkust is de zee wat warmer, en heeft het strand ook een wat fijner zand. Ook hier is het aanbod aan campings groot. De kust heeft overal inhammen die de zee in het land heeft uitgeslepen. Zoals het gedeelte ten noorden van Pontevedra.
Maar ook de stranden van Seixenxeno en Porto Novo konden ons bekoren. Als je wilt, kun je hier in luxe vakantie vieren. Wie bruisend vertier zoekt, heeft er keus genoeg. Maar als je eenmaal aan het Noord-Spaanse strandvertier gewend bent en je wilt wat meer rust, dan fiets je zo naar een stil plekje. Daar kom je op je handdoekje helemaal tot rust. Terwijl je naar de golven luistert, denk je alvast aan wat er straks voor lekkers op je bord belandt.
Natuurlijk zitten daar jakobsschelpen bij, en ook inktvis (hier pulpo geheten). De keuken van Galicië heeft wat dat betreft een naam hoog te houden. Ook de wijnproductie in de heuvels achter het strand is belangrijk voor de regio. Daar wordt onder meer de beroemde donkerrode rioja-wijn gemaakt. Als hoofdgerecht is een schaal vol vis en zeevruchten een droom voor elke lekkerbek.
In de meeste dorpen en steden is er wel een ‘pulperia’, een eethuisje waar in grote ketels octopus wordt gekookt. Naast de ‘Pulpo a la Gallega’ is de ‘Percebes’ een specialiteit. Dat zijn schaaldieren, die wat op zeepokken lijken. En een bord zonder sint-jakobsschelp kan hier natuurlijk niet. Wat wil je nog meer?
Octopus à la Galicië
Een echte Galicische specialiteit: hoe groter de ‘pulpo’, hoe beter. De inktvis wordt bijzonder mals als hij vóór het koken eerst diepgevroren wordt. Belangrijk: het hele dier moet drie keer gedurende zo’n tien seconden in het hete water worden gedompeld en er weer uit worden gehaald. Kook de inktvis vervolgens een uur in bouillon en gezouten water met wat laurierblaadjes en citroensap. Test met een vork voorzichtig of hij al zacht genoeg is. De gekookte pulpo wordt razendsnel direct op het bord gesneden, met een schaar. Traditioneel wordt pulpo a la Gallega bestrooid met paprikapoeder en geserveerd op een houten bord met tandenstokers. Vaak eet men er gekookte aardappelschijfjes bij. Met natuurlijk een glas witte wijn.
Galicië in één oogopslag
De vruchtbare, groene regio in het noordwesten van Spanje grenst aan de Atlantische Oceaan. Galicië heeft bijna 1.700 kilometer aan kustlijn. Hagelwitte stranden worden afgewisseld met hoge kliffen. Daartussenin liggen interessante steden.
Santiago de Compostela
Op de Plaza del Obradoiro zie je de imposante Sint-Jacobskathedraal, het Raxoi-paleis en het luxueuze Hostal de los Reyes Católicos, vermoedelijk het oudste hotel ter wereld. Als contrast is er het Galicische Centrum voor Hedendaagse kunst en Avant Garde, genaamd Cidade da Cultura, boven op de top van de Monte Galiás.
Vigo
Met bijna 300.000 inwoners is Vigo de grootste stad van Galicië. Bezienswaardig zijn de charmante binnenstad, de schilderachtige visserswijk Barrio de Berbés en het uitzicht vanaf het kasteel boven op de berg. Rond lunchtijd eet je superverse oesters, die je koopt in de winkeltjes langs de Rúa Pescadería. Voor de liefhebbers van de scheepvaart is er het Museo do Mar bij de kaap van O Muiño.
Ourense
Warmwaterbronnen, heerlijke tapas en een leuk oud stadje. De Romeinse brug over de Miño biedt nog steeds een fantastische aanblik. De zwavel-bronnen van As Burgas hebben een aangename temperatuur van 67 graden Celsius, en borrelen uit de grond ten zuidwesten van de oude stad. Op de rechter oever van de rivier liggen diverse buitenzwembaden. Leuke, originele tapasbars vind je onder andere in de Rúa de San Miquel.
La Coruña
Een havenstad met een levendige promenade langs het water. Herkenningspunt is de grote Herculestoren, een van de oudste vuurtorens ter wereld en een Unesco Werelderfgoed-locatie. Opvallend: de ‘Galeria’s’, bijna sneeuwwitte gebouwen van zeker acht verdiepingen hoog en de voor Galicië kenmerkende houten balkons met glas. Tip (en niet alleen voor jonge gezinnen): het Aquarium Finisterrae.
Fisterra
Lang beschouwd als de kaap aan het einde van de wereld: letterlijk uit het Latijn vertaald als ‘Finis Terrae’. Bekend om zijn grote achthoekige toren, gebouwd in 1853, op 138 meter boven het zeeniveau. Hier heb je een adembenemend uitzicht over de oneindige oceaan, de Ría de Corcubión en de kust van Carnota, met zijn uit granieten gesteente bestaande Monte do Pindo.
Pontevedra
Pittoresk stadje op de plek waar de Lérez en de Ría Pontevedra samenvloeien. Kleine pleintjes, fraaie herenhuizen met arcades en oude kerken domineren de oude, middeleeuwse binnenstad. Die is grotendeels autovrij, en voetgangers hebben er voorrang. Dat concept werkt hier al meer dan twintig jaar.
Behoefte aan meer informatie over Galicië? Die vind je op turismo.gal. Reizen of inspiratie opdoen voor de mooiste routes door de regio? Hiervoor kun je terecht op de website van het Spaans verkeersbureau: spain.info
Op zoek naar de perfecte camping om te verblijven? Op www.eurocampings.nl heb je meer dan genoeg keuze!