Luxemburg saai? Sorry, maar we genieten van elke dag die we doorbrengen in de hoofdstad van het kleine Groothertogdom, en pas de eerste keer in een leven dat toch al vrij lang duurt. Kathedralen, paleizen, wandelroutes, gezellige winkelstraten in de wijk Oberstadt, vriendelijke pleinen en, die speciale charme: opeens sta je op de Pont Adolphe, een boogbrug die het hoge Oberstadt met de even hoog gelegen wijk Gare verbindt.
En daar in de diepte, oh schrik, hoe diep, wringen een stadspark en de smalle, deels gekanaliseerde rivier de Pétrusse zich in bochten. Aan de andere kant van Oberstadt nog meer bruggen naar weer andere wijken, die uitzicht bieden over de laaggelegen oude wijken Clausen en Grund waar de nationale rivier de Alzette doorheen slingert. Weinig steden zitten zo in elkaar, zo gelaagd. Luxemburg is ooit ontstaan als burcht op de Bock-rotsformatie.
Lager op de steile wanden kun je door en langs de verdedigingsbolwerken dwalen, de kazematten, en de Luxemburgers zijn zo vriendelijk geweest hier en daar terrassen aan te leggen op de plateaus waar vroeger de kanonnen stonden en de soldaten zich verschansten. Het hele bolwerk inclusief de onderaardse gangen waar je sinds 1993 in kan, is Unesco Werelderfgoed.
Krokodillen
“Let’s see the alligator”, zegt Monique Goldschmit die ons fietsen verhuurt en een beetje op weg helpt. Zo, hebben ze hier ook al krokodillen? Nieuwsgierig fietsen we achter haar aan langs de Alzette. Het Engels van Monique blijkt niet haar sterkste punt, want de alligator blijkt de elevator, maar die mag er dan ook zijn: vanaf Grund ga je 65 meter loodrecht omhoog in een glazen huisje naar het hogere deel van deze wonderlijke stad. De Pfaffenthal-lift bestaat pas drie jaar. “Inwoners zijn er weg van’, vertelt ze. ‘Er zijn gezinnen die op zondag hierheen komen en een paar keer op en neer gaan…”
Wanechgliwt
Aparte lieden, die Luxemburgers. Het openbaar vervoer is gratis (zie kader) en ze hebben hun eigen weinig bekende taal, het Luxemburgs; daarnaast zijn Frans en Duits gangbaar. Taalgebieden zijn er niet: je geeft antwoord in de taal waarin je wordt aangesproken, zo hoort dat. Het Luxemburgs is een oud Frankisch dialect van het Duits, met invloeden en leenwoorden van buitenaf, vrijwel onverstaanbaar voor wie het Duits machtig is.
Het is de taal van het onderwijs en de straat; Frans is de taal van de elite en de wetgever, Duits van media, politie en vaak van de gewone middenklasse. Portugees komt ook voor: van oudsher zijn veel Portugezen hier geïmmigreerd, omdat er in dit rijke land veel en goedbetaald werk voorhanden was. Wanechgliwt (alstublieft), zegt de bakker, die ons een stokbrood overhandigt.
Beetje demonstratief, hij wil laten zien dat ze in Luxemburg heus wel… Mir wëlle bleiwe wat mir sin, is in Luxemburg de leus: wij willen blijven wat we zijn. Eigengereid, zelfbewust, tikje mysterieus, alles onder controle en ‘lekker op onze eigen manier harken wij alles aan’ – doet denken aan Zwitserland.
Eindeloos vergaderen
Klein Zwitserland, zo heet het landschap dan ook waar we –gezellig met z’n zessen – op de fiets naar onderweg zijn vandaag, na de citytrip. Maar eerst komen we langs een serie gebouwen die toebehoren aan de Europese Unie. Huh? Brussel toch, Straatsburg? Nee hoor, ook in Luxemburg zijn vestigingen van EU-instituten, onder meer alles wat met vertalen te maken heeft gebeurt hier in de wijk Kirchberg, maar er zijn ook grote parlementaire vergaderzalen. En vergaderen, dat doen ze graag bij de EU. Lekker in Straatsburg en dan met z’n allen naar Luxemburg of Brussel, en verder vergaderen maar weer.
Uitstekende bewegwijzering
Wij fietsen liever door de natuur. We volgen de Piste Cyclable 2 (PC2), naar het noordoosten, richting Echternach. Luxemburg is druk bezig het fietspadennetwerk te moderniseren en uit te breiden. We krijgen te horen dat de huidige bewegwijzering, grote borden met groene opdruk, integraal wordt vervangen in het voorjaar van 2022. Merkwaardig, want die borden lijken ons al goed verzorgd. “Nee”, zegt Monique: “Het kan altijd nog gebruiksvriendelijker en er komt nuttige info bij.”
Je kunt ook overdrijven, jongens. De stijgingspercentages voor de komende kilometers die de borden nu al vermelden hebben we nog niet nodig, want de hellingen zijn mild en kort hier in het zuiden en midden van het land. Niet erg zwaar. En dat terwijl de regio Müllerthal als gezegd ook wel Klein Zwitserland heet. Er zijn meer streken in Europa die naar Zwitserland zijn genoemd; zo heb je in Frankrijk Normandisch Zwitserland, in Duitsland Saksisch Zwitserland en zelfs rond het Limburgse Slenaken spreken de lokalen van Klein Zwitserland – dit altijd om te suggereren dat de desbetreffende streek geducht bergachtig is, terwijl dat meestal wel meevalt.
Zo ook hier. Maar geducht of niet, het bevalt ons prima, onderweg naar de camping: lieftallige, bosrijke hellingen, bescheiden bergruggetjes en rotsformatietjes om het Zwitserland-idee te bestendigen, weinig verkeer en veel rust – vooral veel prettige rust. We verlaten de PC2 om langs de PC5 uiteindelijk het dorp Larochette te bereiken, vertaald ‘het rotsje’
Rubbertjes automaten
We maken op deze trip een ruime bocht tegen de klok in naar het westen. Het is alle dagen windstil en de mist hangt tussen de hoge stammen van de bossen die we relaxed doorkruisen. De bewoners van de schaarse dorpen bekijken ons berustend, en soms mompelen ze moien, een groet die je in variaties ook in Noord-Europa vaak hoort.
Opvallend zijn de grote blauwe automaten die van tijd tot tijd langs de Pistes Cyclables opduiken, met iets van rubber achter kleine schermpjes – dat blijken bij nadere beschouwing geen condooms te zijn, maar fietsbinnenbanden in alle maten. “Ja”, zegt Luxemburgse Monique, “de service gaat ver, en dat zal alleen maar toenemen.”
Trotse kastelen
We bereiken de wat grotere stad Mersch waar een trots kasteel staat, zoals er nogal wat zijn hier, een extra cachet voor de omgeving. Een uur later bespeuren we in de gemeente Colmar-Berg in de verte – we kunnen er niet dichtbij komen – een enorm kasteel met een zeer goed onderhouden, vierkante witte toren met de nationale driekleur in top: rood-wit-blauw, zij het net een ander rood en een lichter blauw dan die van de Nederlandse vlag.
Grand-Duc Henri en zijn gemalin Maria Teresa zijn dus thuis, zitten waarschijnlijk net aan de thee. Schloss Berg is sinds 1911 de hoofdresidentie van de groothertogelijke familie. Merkwaardig te bedenken dat ‘onze’ koningen Willem I, II en III, ook nadat België zich in 1830 afscheidde van de Staat der Nederlanden, nog tot 1890 officieel de regerende vorsten waren in Luxemburg. Van afstand dan, en dat werkte niet. De groothertogen van Luxemburg, sindsdien staatshoofd, stammen ook uit de familie Nassau, zij het uit een andere tak.
Broodnuchtere boerse contreien
In het dorp Vichten zien we op een overwoekerde binnenplaats een curieus Romeins mozaïek, een verrassend hoogcultureel juweel in deze broodnuchtere boerse contreien. Nou ja, het blijkt een gave kopie te zijn van een gehavend origineel uit 240 na Christus dat in het Musée National d’Histoire et d’Art in de hoofdstad tentoongesteld staat. Boeren vonden de resten in 1995, toen ze ruimte wilden maken voor de bouw van een koeienstal.
Dagenlang slingeren we verder door het golvende land, langs de weilanden die vet groen en helder fris de oude bossen afwisselen, en door dorpen met welgedane huizen in bleek pastel, dorpen die welluidende namen dragen als Vichten, Boevange en Useldange. Steeds in korte dagetappes, met overnachtingen op rijk verzorgde campings – die overigens zoals Monique laat weten vaak in handen zijn van Nederlanders.
Schandalig
Er werken in een land met ruim 600.000 inwoners 200.000 buitenlanders, deels forenzen die elke dag overkomen uit buurlanden, dus vooral Walen, Fransen en Duitsers. “Fransen en ook Portugezen doen vaak de horeca”, zegt Monique. “Duitsers zitten in de IT, Nederlanders zijn zakenmensen en ondernemers.” En Walen? Olijk: “Die maken de wc’s schoon.” Zo neem je je naaste buren op de hak, want de Walen maken weer grappen over de Luxemburgers, Vlamingen over Nederlanders – en andersom natuurlijk.
We naderen inmiddels de westelijke grens van het piepkleine land alweer. Monique wijst: in de verte zien we een hoge kerktoren, dat is waarachtig Arlon, een grote stad in de Belgische Ardennen. In Kleinbettingen zetten we de fietsen op de trein, alles gratis natuurlijk, voor het laatste stuk terug naar die onverwacht mooie stad: Luxemburg. Wanechgliwt, Luxemburg. Schandalig dat we hier nooit eerder zijn geweest.
Gratis OV voor iedereen
Bijzonder: sinds 2020 kost het openbaar vervoer in het hele land je niets, tenzij je in de trein eerste klas wilt zitten. Het is een sociale maatregel: mensen met een lager inkomen hebben zo meer mogelijkheden. Maar ook en vooral gaat het de overheid om het milieu: meer mensen in trein, bus en tram, dat is een groenere toekomst. Busnetwerken worden uitgebreid, treinverbindingen verbeterd. Ook wordt het gebruik van elektrische auto’s en fietsen gestimuleerd.
Info
Luxemburg heeft de grootte van Drenthe. Het is 54 km breed, 82 km lang. Wij bezochten de regio’s Müllerthal en Guttland. Naar Luxemburg Stad is het per auto vanaf Utrecht 360 kilometer.
Voor toeristische info, zie visitluxembourg.com Hier vind je ook veel over fietsroutes en campings. Bijvoorbeeld een pdf met de Unesco-fietsroute langs de bezienswaardigheden van Luxemburg Stad. Voor begeleiding bij en organisatie van (dag)fietstochten en verhuur: velosophie.lu
Verblijven op de camping
Ben je nog op zoek naar een camping om te verblijven tijdens je fietsvakantie? Camping Ettelbrück ligt op ongeveer 15 minuten lopen van het gezellige centrum van het gelijknamige dorp. Het terrein is groen en biedt vanaf de meeste plaatsen een mooi uitzicht over de omgeving. Een prima uitvalsbasis om de Luxemburgse Ardennen te verkennen.
Grenzeloos genieten
Wie in het Luxemburgse Schengen onder de kampeerluifel van een lekker glaasje wil genieten, moet toch echt de plaatselijke wijn proeven. Op het beroemdste drielandenpunt van Europa groeien de beste druiven namelijk aan de Luxemburgse kant. Reisverslaggever Kees Bregman ging er op ontdekking.