In het Europamuseum van Schengen kijk ik nog eens goed naar het originele ‘Verdrag van Schengen’. Staan daar nou echt een paar Nederlandse spelfouten in? Waarachtig. Toch een beetje slordig voor zo’n belangrijk document.
Heeft u nog iets aan te geven?
Hoe je ook over een verenigd Europa en zijn binnengrenzen mag denken, sinds ‘Schengen’ is er vrij verkeer van personen in vrijwel alle landen van Europa, en daar hebben wij als vakantiegangers alleen maar profijt van. Het lijkt eeuwen geleden dat we voor elke grensovergang moesten wachten voor de paspoortcontrole. “Heeft u nog iets aan te geven?” Als een douanebeambte eens een slechte dag had kostte dat een hoop gedoe en extra reistijd.
Drielandenpunt
Schengen zou altijd een eenvoudig wijndorp in Luxemburg zijn gebleven, als daar niet op 14 juni 1985 een verdrag werd getekend. In eerste instantie alleen nog door Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg, maar later sloten de andere lidstaten van de EU zich daarbij aan, plus nog een aantal niet- EU-landen als Noorwegen en Zwitserland. Op zich een hele prestatie.
Elk land had (en heeft) zijn eigen handelsbelangen, maar die werden zowaar een keer opzijgeschoven voor het algemene nut. Het zal de ligging op het drielandenpunt van Luxemburg, Frankrijk en Duitsland zijn geweest dat men voor Schengen koos voor de ondertekening van het verdrag.
Midden op de brug over de Moezel ligt het officiële drielandenpunt. Tegenwoordig komen daar steeds meer Amerikanen en Chinezen op af, voor wie het begrip ‘grens’ een heel andere betekenis heeft. Ik zag een Amerikaanse toerist wel vijf keer op de brug met een paar passen van Luxemburg naar Duitsland lopen, en weer terug. Triomfantelijk liet hij zich door zijn vrouw fotograferen.
Europamuseum in Schengen
Ik had het al over het Europamuseum, dat vlak naast de brug ligt. Geheel in lijn van het Europa zonder grenzen is de toegang helemaal gratis. Over vrije grenzen gesproken: voor de ingang staan twee grote brokken van de voormalige Berlijnse muur, met de originele graffiti er nog op. En zo zijn er nog meer aanwijzingen dat er in Schengen iets bijzonders is gebeurd. Naast het al genoemde papieren verdrag zijn er foto’s en krantenknipsels plus een aantal rariteiten, zoals de vitrine met tientallen douanepetten. Veel landen hielden er voor hun douaniers een rijkelijk versierd hoofddeksel op na – ze zouden niet misstaan in een operettevoorstelling.
Klein en rijk
Luxemburg is niet alleen maar het land van het Schengen-verdrag. Voor veel Nederlanders was het na de Tweede Wereldoorlog de eerste buitenlandse vakantiebestemming. Menig vijftigerjaren-tentje beleefde op een camping in het Groothertogdom zijn voorzichtige première. Nu onze horizon aanzienlijk is vergroot tot verre landen, is Luxemburg een beetje gezakt op de bucketlist – daar gaan we met dit verhaal wat aan doen. Kamperen in Luxemburg is namelijk nog steeds een aangename ervaring. Je moet de weergoden een beetje mee hebben, maar verder heeft het land eigenlijk alles.
Hoewel het tot de kleinste landen van Europa behoort, is het ook het rijkste. Wie denkt dat Monaco of Zwitserland per hoofd van de bevolking aan de financiële top staat, heeft het mis. Volgens het Internationaal Monetair Fonds is dat Luxemburg. Het lijkt of hier elk jaar de jackpot van de loterij valt. Geen wonder dat er op elke straathoek een bankgebouw staat. En wie weet nog dat Luxemburg een van de oprichters was van organisaties als de Verenigde Naties, de NAVO, de OESO en de Europese Unie? Geen slecht tussenrapport voor een land met amper een half miljoen inwoners.
Luxemburg en de Oranjes
In dat licht gezien is het eeuwig zonde dat wij Nederlanders het land in 1890 van de hand deden – ooit behoorde Luxemburg namelijk aan de Oranjes. En alleen maar omdat onze koningin Emma geen jongetje was, want in Luxemburg mocht alleen een mannelijke vorst het land regeren. Zo werd Luxemburg een zelfstandig Groothertogdom. We delen nog wel dezelfde vlag, maar die van Luxemburg heeft nog het originele ‘oranje-blanje-bleu’ van de Oranjes, terwijl wij in Nederland het rood en blauw een tintje donkerder kozen.
Onverstaanbaar taaltje
Hoewel je met de Luxemburgers uitstekend in het Frans of Duits kunt communiceren, praten ze het liefst in hun eigen taal – het Luxemburgs of, zoals het hier heet: ‘Lëtzebuergesch’. Sinds 1984 is het erkend als een officiële taal. Zoals was te verwachten zitten daar veel Franse en Duitse elementen in, maar daarmee wordt het er voor buitenstaanders niet gemakkelijker op. Het is echt onverstaanbaar. Luister maar eens naar het plaatselijke radiojournaal, en je waant je in een heel ver land.
Gelukkig staat de menukaart bij de restaurants in meerdere talen. Voor de inwoners is het Luxemburgs de gewone omgangstaal, maar in de diverse Europese instellingen (en dat zijn er hier nogal wat) wordt vooral Frans gesproken. Een van de leukste voorbeelden van die Luxemburgse taal kwamen we onderweg tegen bij de vlindertuin in het dorp Grevenmacher. Wat bij ons een vlindertuin heet, noemen ze hier een päiperleksgaart. Tja…
Rivierhoppen over de Moezel
Als je in de omgeving van Schengen kampeert, is een (fiets)tochtje langs de Moezel een must. Veel mensen denken bij de Moezel aan een Duitse rivier, maar dat is maar gedeeltelijk waar. Hij ontspringt in de Franse Vogezen, en voordat hij zich in Koblenz bij de Rijn voegt, doet hij ook nog even Luxemburg aan. Als grensrivier weliswaar, maar toch. Na zo’n dertig kilometer vindt de Moezel dat genoeg en buigt hij naar het oosten, verder Duitsland in.
Misschien is het persoonlijke voorkeur, maar ik vind ‘Moselle’ toch net wat romantischer klinken dan ‘Mosel’. We fietsen het stukje tot Oberbillig langs de Duitse kant, en volgen de Luxemburgse oever terug. Voordeel van een grensrivier is dat je af en toe via een brug of pont kunt oversteken, en dankzij Schengen kan dat heen en weer rivierhoppen zonder paspoort. En laat dit stukje Moezel nu voor wijnliefhebbers het lekkerste stukje zijn.
De Luxemburgse oever van de Moezel bij Wormeldange, vol druivenranken
De tongtest
Om dat te kunnen beoordelen moeten we natuurlijk wel langs een ‘cave’ voor de tongtest. Nou, dat is geen probleem: overal langs de Moezel zijn proeflokalen van plaatselijke wijnmakers. Om in de juiste stemming te komen rijden we eerst bij Wormeldange omhoog naar het ‘Koeppchen’, een rijkelijk met wijnranken beklede heuvel in een bocht van de rivier. Dat blijkt nog een flinke kluif. De plek was ons aangeraden vanwege het fantastische uitzicht over het Moezeldal, maar we moeten flink afzien voor we daarvan kunnen genieten.
Voor het zielenheil van de sportievelingen die deze gemene bult per fiets willen beklimmen wacht er op de top een vreedzaam kapelletje. Daar hijgen we uit, genieten inderdaad van de prachtige blik over de wijngaarden, de rivier en het dorp beneden ons, en vinden dat we nu wel een koel Moezelwijntje hebben verdiend. Naar beneden dus.
Moezelwijn
We kiezen voor Saint Martin, een wijnhuis aan de Moezel tussen Stadtbredimus en Remich. Dat klinkt nogal Duits, maar er wordt ons verzekerd dat we toch echt in Luxemburg zijn. Er blijkt namelijk nogal wat animositeit tussen de Duitse en Luxemburgse wijnhuizen. Beide kanten beweren de beste Moezelwijnen te maken. We laten ons rondleiden door de Caves Saint Martin, waar het overigens knap koud is in de stenen grotten.
Vanaf de heuvels gaan de druiven na de pluk rechtstreeks naar deze grotten, waar een onafzienbare rij ketels het druivennat zijn rust gunt. Je gaat daar bijna vanzelf fluisteren, alsof je de wijn niet wil storen in zijn slaapje. Het hoogtepunt komt aan het einde van de tocht: het proeflokaal. En dan gebeurt er iets met je: vanaf die dag wil je alleen nog maar Luxemburgse Moezelwijn. Maar, zoals gezegd, aan de overkant denken ze daar anders over.
Pontje met EU-zonnepanelen
Aan de Duitse oever moeten we even wennen aan het feit dat men hier andere namen heeft voor bekende druivensoorten. Wie houdt van Pinot Gris moet hier vragen naar Grauer Burgunder. Zelfde druif, zelfde kwaliteit. Bijna dan. Want zoals gezegd, wij hebben een lichte voorkeur voor de andere oever. Maar hier aan de Duitse kant staat wel het oudste kasteel met bijbehorende wijngaard van de Moezel: Schloss Thorn.
Op 14 juni 1985 werd het Schengen-verdrag getekend dat vrij reizen in Europa mogelijk maakte
Sinds 1534 wordt hier Pinot, pardon Burgunder, verbouwd door de voorouders van de huidige eigenaar, baron Von Hobe-Gelting. Vanaf Schengen is het een kleine 30 kilometer fietsen tot we bij Oberbillig de rivier weer oversteken voor de terugtocht langs de Luxemburgse oever. Wie vanaf Schengen over de beroemde ‘Moselradweg’ helemaal naar Koblenz wil fietsen, heeft na Oberbillig nog zo’n tweehonderd kilometer voor de wielen.
Wij wentelen ons na de oversteek weer in de Luxemburgse gezelligheid, slechts af en toe onderbroken door een terrasje met – inderdaad, een glaasje Luxemburgse wijn. De oversteek van Oberbillig naar Wasserbillig aan de Luxemburgse kant gaat overigens helemaal energie-neutraal. Het pontje doet het met zonnepanelen, bekostigd door… kijk eens aan: de Europese Unie. Ik weet niet hoe die er over een jaar of wat uit zal zien, maar laten we toch maar even goed nadenken voordat we ‘Schengen’ overboord gooien. Scheelt een hoop sores. En een file voor de douane.