Ze zijn er maar wat trots op in het Teutoburgerwoud. Die onverslaanbare Romeinen beten hier in de 9e eeuw toch maar mooi in het zand en werden ver teruggedreven tot achter de Rijn. En dat allemaal dankzij een coalitie van een paar Germaanse stammen, die de hoge belastingen en barbaarse straffen van hun overheersers beu waren.
Trots staat de Germaanse boerenleider Arminius met zijn in triomf geheven zwaard op een sokkel in het Westfaalse stadje Detmold. Voetballiefhebbers zien zijn naam terug in de voetbalclub Arminia Bielefeld, en nog steeds klinkt bij elke thuiswedstrijd de strijdkreet van de supporters – alsof de verslagen Romeinen nog beteuterd buiten het stadion staan.
Arminius heette trouwens gewoon Hermann, maar in het Latijn klinkt zo’n naam natuurlijk wat heldhaftiger. Hermann leerde zijn krijgskunst overigens in Romeinse dienst, waar hij net als veel van zijn landgenoten een poosje als officier diende.
Dat protserige standbeeld van liefst 53 meter hoog stond een tijd lang symbool voor het Duitse nationalisme, dus is het geen groot toeval dat het na de laatste wereldoorlog wat in de vergetelheid is geraakt.
Rondje Schiedersee
Het wapengekletter is al eeuwenlang verstomd. Tegenwoordig is het stil in de heuvels van het Teutoburgerwoud, dat zich ruim 100 kilometer uitstrekt over de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. Ondanks de nabijheid van een aantal middelgrote steden als Osnabrück, Minden en Bielefeld is het voor het massatoerisme een (nog) onontdekt gebied.
Zoals zo vaak waren het toerfietsers die het ontdekten. En als je wordt uitgenodigd om daar de nieuwste e-bikes uit te proberen zeg je daar natuurlijk geen nee tegen. Dus op naar het Teutoburgerwoud. Onze eerste fietsrit is in de omgeving van de Schiedersee. Niet helemaal toevallig dat daar langs het water ook een perfecte camping/camperplaats ligt als uitvalsbasis. Voor een rondje om dat niet al te grote meer heb je geen e-bike nodig, want het is er niet alleen aangenaam, maar vooral ook vlak.
Onze eigen sportfietsen zijn weliswaar niet van elektriek voorzien, maar wel met genoeg versnellingen om van een heuveltje niet te schrikken. Voor een wat groter rondje rijden we naar het nabijgelegen Blomberg. Echt zo’n knus Duits stadje vol oude vakwerkhuizen. Wie wel eens in ons eigen Papendrecht komt, kent het naambord met de vermelding dat beide gemeenten partnersteden zijn.
Toevallig komt er net een bruidspaar uit het monumentale stadhuis uit 1587, en we zwaaien vrolijk naar het gelukkige stel. Maar aan het werk nu, want daar komen onze hagelnieuwe Flyer e-bikes aan. We beloven er voorzichtig mee om te gaan.
Opgekalefaterd industriedieseltje
Dat fietst toch net even wat relaxter dan op eigen spierkracht. Onze laatste rit op een e-bike was toch alweer een jaartje geleden, en het is toch vreemd hoe gauw je dat ontwent. In een mum van tijd vliegen we door de bossen, waarbij we soms echt moeten afremmen om al dat moois op ons in te laten werken. Als je hier in de buurt bent is een bezoekje aan Lage een leuk idee, en dan met name het ‘Ziegeleimuseum’ bij de oude steenfabriek.
Die staat er nog bij alsof de laatste arbeiders net even zijn gaan lunchen. Ook het emplacement met kiepwagens lijkt nog compleet. Die vervoerden de leemgrond uit de nabije groeve naar de grote ‘Ringofen’ uit 1908, waar de stenen op hoge temperatuur werden gebakken. Dit type oven had veertien ruimtes die je al kon bijvullen als een ander deel van de oven nog volop in bedrijf was. Een soort continubedrijf à la Hoogovens dus, maar dan voor bakstenen.
De kiepwagens met brandstof worden met een lier een helling op getrokken en boven de oven omgekieperd. Helaas is die oven niet meer in werking, want dat hadden we wel eens willen zien. De treintjes doen het nog wel, en wie wil kan een ritje over het grote complex maken, voortgetrokken door een zorgvuldig gerestaureerd industriedieseltje.
De machinist laat ons trots de loods zien waar door vrijwilligers nog meer van die dieselmachines worden opgeknapt. Zo’n oude dieselmotor heeft een apart, nostalgisch stampend geluid. Boerenkinderen herkennen er meteen de tractor van opa in.
Workshop kleien
Je kunt hier nog meer doen dan alleen door een oven lopen en een treinritje maken, want er zijn ook workshops waarbij je zelf een dikke plak klei kunt decoreren. Die wordt na een aantal weken keurig afgebakken thuisbezorgd. Ook naar Nederland? “Aber selbstverständlich!” is het zekere antwoord. Er is ook een terras waar allerlei streekgerechten worden geserveerd. Ook uit een oven, maar dan een moderne keukenversie.
Wij zijn altijd wel in voor een streekgerecht dat we niet kennen, en ook deze keer worden we verrast door iets aparts. De ons aanbevolen ‘Lippischen Pickert’ oogt als een drie centimeter dikke, goudkleurige omelet met een dot paté en boter ernaast. Ziet er voedzaam uit. We proeven ei, kaas, aardappel en nog wat ingrediënten, zodat we zeker weten dat we straks de camping halen zonder onderweg trek te krijgen.
De Flyers brengen ons in no time weer terug in Blomberg. Daar bestijgen we weer onze eigen stroomloze pedalen, om te ontdekken dat zonder elektrische ondersteuning de terugtocht naar de camping vies tegenvalt. Dat zal de komende dagen vaker gebeuren. We zijn gewaarschuwd.
Min und din
Minden is ons volgende doel. Die stad kennen we van de Melitta koffiefilters, een enorm bedrijf dat veel plaatselijke sportactiviteiten ondersteunt. Minden aan de Wezer heeft er tijdens de Tweede Wereldoorlog flink van langs gekregen, maar dat lot deelden ze met meer Duitse industriesteden.
Het was en is nog steeds een knooppunt van water- en spoorwegen, en dat hebben ze geweten: van de historische binnenstad was na de geallieerde bombardementen begin 1945 weinig over.
Toch heeft Minden nog wat monumentale vakwerkhuizen en een oude vestingmuur. De stad ademt de typische atmosfeer van een studentenstad. Dat blijkt te kloppen, want we passeren een grote technische universiteit. Al die techneuten-in-spé zorgen voor een apart sfeertje op de boulevard.
Op een mooie zomeravond is het aangenaam wandelen langs de Wezer met zijn terrassen en eethuisjes. Handig: aan de overkant van het water ligt de stadscamping, die via een futuristische loopbrug over de Wezer toegang geeft tot de binnenstad. Over het ontstaan van de stadsnaam Minden bestaan veel legendes.
De aardigste die we hoorden is die van hertog Widukind, die in 785 na zijn overgave aan Karel de Grote zou hebben gezegd: “Diese Burg soll nun Min und Din sein. ” Even laten bezinken, en dan heb je ‘m. Die overgave is afgebeeld op de gevel van het Schmiedingsche Haus, dat na de oorlog gelukkig fraai is gerestaureerd.
Op de pedalen langs de Wezer
Nieuwe stad, nieuwe testfietsen. Vanuit Minden rijden we noordwaarts een deel van de Molenroute langs de Wezer. Dit keer als een vorst gezeten op een kekke, gifgroene e-bike van Kalkhoff, voorzien van een potente Boschmotor. Dat wil wel lopen. Dat molens niet een Hollands unicum zijn wisten we al, maar elke plek op de wereld heeft zijn eigen invulling van het begrip ‘molen’.
Langs de Wezer lijken ze wat op de onze, maar men heeft er een koddig extra molentje bovenop gezet, die het kruien naar de wind wat vergemakkelijkt. Onze route langs het water passeert een bordje met ‘Glashütte’, en dan weet je dat die weg naar een van de vele glasblazerijen leidt, waar deze streek om bekend staat. We worden niet teleurgesteld. De ‘Glashütte Gernheim’ behoort tot een keten van industriemusea waar ook die steenoven in Lage toe behoort.
Goed dat ze hier hun industriële verleden in ere houden en waar nodig restaureren. Een ander industrieverleden vinden we in Espelkamp, op het terrein van kasteel Benkhausen. Het kasteel is tegenwoordig eigendom van de rijke industrieel Gauselmann en is met name in trek als luxe onderdak voor bedrijfsuitjes. Maar in het voormalige koetshuis vond meneer Gauselmann nog ruimte voor zijn hobby.
Hij is dol op automaten in alle soorten en maten, en daarvan heeft hij een opmerkelijke hoeveelheid verzameld. De ruimte staat vol met allerlei mogelijke en onmogelijke jukeboxen, speelautomaten en muziekmachines. De grappigste komt uit België: drie robots spelen na een druk op de knop volautomatisch dansmuziek die uitnodigt tot een walsje. Daar word je vrolijk van.
Fietsen over trainrails
Als we het stroomgebied van de Wezer verlaten en wat meer naar het westen rijden wordt de natuur pas echt mooi. We vullen onze longen met de lucht van uitgestrekte bossen en heidevelden. Vooral in natuurgebieden als de Grosses Torfmoor, Bastauwiesen en de Minderheide mag je ons dagenlang opsluiten – hier fietsen is voorwaar geen straf.
Toch worden we straks op onze volgende afspraak verwacht. We nemen node afscheid van onze Kalkhoff-fietsen, maar er staat alweer een nieuw elektrisch ros voor ons klaar. Een tandem dit keer, maar dan wel een heel apart model. Je fietst volledig coronaproof naast en aan elkaar op 1,5 meter afstand. Omvallen kan niet. Sturen hoeft ook niet, want het gevaarte waarop we plaats nemen rijdt op rails.
Oude treinrails, welteverstaan. Die lopen tussen de dorpen Rinteln en Alverdissen, en ondanks dat er overal langs de route nog treinmaterieel staat opgesteld wordt ons verzekerd dat we die onderweg niet tegen zullen komen. Voor onze ‘fietsdraisine’ kunnen we kiezen uit een elektrische versie of eentje zonder. Een enkele blik op het stevige metalen gevaarte maakt de keus niet moeilijk. Draisines kom je in de hele wereld tegen. Ze worden gebruikt voor het onderhoud en de reparatie van de infrastructuur op plekken waar je alleen per spoor kunt komen.
Vroeger werden ze door twee mensen staand aangedreven met een soort handmatige pomp. Trappen kan ook, dachten ze in Rinteln, dus is daar de fietsdraisine. Eigenaar Herr Brandt showt ons trots zijn metalen vehikel, en of we maar willen opstappen. We zijn trouwens niet de enige reizigers vandaag – het is weekend en treinfietsen blijkt hier een gewild familie-uitje te zijn. Tussen de twee fietsen is een aangelaste bank met plaats voor nog een paar personen, en nadat de beide fietsers hun computertje op dezelfde stand hebben gezet mag je vertrekken.
Halverwege kun je picknicken, maar dan moet je je ‘fiets’ wel even van het spoor halen om de rails niet te blokkeren. Verstandig: vanwege het enkelsporige traject is ‘s morgens de fietsrichting naar Alverdissen, en ’s middags terug naar Rinteln. Botsingen komen niet voor.
Elektrische minnaressen
In Rinteln staan onze eigen sportfietsen trouw te wachten op onze terugkeer. Het lijkt of de mijne het overspel met die elektrische minnaressen maar niks vindt, want na een paar kilometer breekt er zomaar iets van de derailleur af. Fietsen hebben een ziel, dat had ik moeten weten. Gelukkig is de camping niet ver meer, en gaan we daarna naar huis. Maar toch… we beloven onze fietsen plechtig om het echte benenwerk trouw te blijven. Eh, voorlopig dan.
Meer over fietsen in Duitsland
Kijk hier voor meer artikelen over fietsen in Duitsland!